Met de verheerlijking van het heden in onze maatschappij wordt logischerwijs vergeten dat zovele zaken tijdloos zijn. Zo valt te leren – nooit ten overvloede – in de prachtige geschreven roman ‘Harten en Brood’ van Albert Kuyle, dat het lot van de gewone werkenden altijd al niet best was. Het boek uit 1933 vertelt het verhaal van mannen uit de fabrieken, moeders en poetsvrouwen, die met hulp Gods trachten te overleven, en de nukken en grillen van de rijkelui ondergaan ergens in een Nederlandse stad.
De historische analogie met vandaag, waar werkenden geconfronteerd worden met bepaalde processen en krachten, die hen voorspiegelen dat zaken nu eenmaal zo zijn als ze zijn en men zich er beter maar bij neerlegt. In de roman gaat het over de komst van nieuwe machines, die als aanleiding worden gebruikt voor het ontslag van meerdere arbeiders. Hoewel er nieuwe opdrachten zijn en men iedereen had kunnen aanhouden gedurende een mindere periode, wordt dit als voldongen feit, als een hard gegeven, de werkenden door de strot geduwd.
Het wordt in de lokale media gebracht als hard nieuws, de student in de familie spreekt van de plaats in de maatschappij die allen innemen. De vakbond gaat na een paar avonden met voordrachten voor de werkenden, duidelijk om hun woede kwijt te kunnen, zonder morren akkoord met de voorstellen van de bazen. Geen staking, geen reddingspoging voor degenen die werkloos worden, ze weten zich natuurlijk geen raad met de vooruitgang, waarmee keuzes van de bazen worden beschermd en ze zelf naast de weg belanden.
Regelmatig komt in het verhaal een zin voorbij die direct de gedachten terugbrengen naar het Nederland van vandaag. Zo de keuzes van onze medeburgers op de overheidsmaatregels vanwege COVID-19:
'Maar ze zijn zoo rustig-aan onder het juk gebogen, dat ze niet meer weten wat rechte schouders zijn.'
Of het moet het diep-ingeweven liberalisme van de gegoede burgerij in de grootsteden zijn:
‘Driedubbel opgewarmd americanisme van het gemeenste soort : help-u-zelf water en melk, pasklaar gemaakt voor het levens-egoisme van kleine luiden.’
Zo’n kleine honderd jaar later is er niet zoveel veranderd, want ook toen was er al de vooruitgang, die voor het merendeel niet goed uitpakt(te).